Wet & regelgeving - Gezondheidsrecht

Per wet wordt aangegeven voor wie de wet is bestemd, het doel van de wet, de inhoud, toepassing en welke gevolgen deze wet voor uw zorgorganisatie heeft.

Overzicht Wetten gezondheidsrecht:

Aanleiding

Uit onderzoek is gebleken dat de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) onvoldoende in staat is om onder de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) te beoordelen of een nieuwe zorgaanbieder goede zorg kan verlenen. De tijd die de IGJ nu bezig is met informatievergaring gaat ten koste van het toezicht. De Wet Toelating Zorgaanbieders (Wtza) moet daar per 1 januari 2022 verandering in gaan brengen.

Doel
Doel van de Wtza is het verbeteren van (het toezicht op) de kwaliteit van de zorg. Daarnaast beoogt de Wtza nieuwe zorgaanbieders beter bewust te maken van de regelgeving waaraan de zorgverlening moet voldoen en hun verantwoordelijkheid daarvoor.


Inhoud en toepassing van de wet

De Wtza gaat gelden voor alle aanbieders van zorg die vallen onder artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Een zorgaanbieder die valt onder de Wtza kan zowel een solistisch werkende zorgverlener zijn als een instelling. Het gaat in de Wtza om Wlz-zorg, Zvw-zorg of ‘andere zorg’ (zoals cosmetische ingrepen of alternatieve geneeswijzen). Kraamzorgorganisaties zullen in de toekomst derhalve onder de Wtza vallen.

De Wtza introduceert nieuwe toetredingsregels ter verbetering van de zorgkwaliteit. Zorgaanbieders krijgen te maken met de meldplicht, vergunningsplicht, nieuwe eisen intern toezicht, nieuwe eisen financiële bedrijfsvoering en derivaten en de jaarverantwoordingsplicht.

Bo heeft deze eisen voor u in een infographic gezet. In de WTZa en governancecode worden verschillende eisen gesteld afhankelijk van de grootte van uw organisatie. We hebben daarom vier verschillende infographic voor u gemaakt:

  • Zeer kleine organisatie: 0 t/m 10 medewerkers: klik hier voor de infographic
  • Kleine organisatie: 10 t/m 25 medewerkers: klik hier voor de infographic
  • (middel) kleine organisatie: 25 t/m 50 medewerkers: klik hier voor de infographic
  • (middel) Grote organisatie: meer dan 50 medewerkers: klik hier voor de infographic

Meldplicht

Nieuwe zorgaanbieders die zorg gaan verlenen moeten zich eenmalig melden bij Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ). Dit moet vanaf 3 maanden vóór de start van zorgactiviteiten  worden gedaan en verloopt vanaf 1 januari 2022 via deze link.

De meldplicht geldt ook voor bestaande zorgaanbieders; die moeten zich binnen 6 maanden na inwerkingtreding van de wet melden. Voor kraamzorgorganisaties/verbanden betekent dit dat ze zich vóór 1 juli 2022 moeten melden. Ook geld de meldplicht voor onderaannemers. Vanaf 1 januari 2022 verloopt de melding via deze link. Een zorgaanbieder die in 2022 al staat ingeschreven in het Landelijk Register Zorgaanbieders (LZRa) hoeft zich daarentegen niet meer te melden. Ook hoeft geen melding worden gedaan als een zorgaanbieder voor 1 juni 2022 de maatschappelijke jaarverantwoording (JMV) over  verslagjaar 2021 aanlevert.

Bij het melden, dient u een aantal  vragen in te vullen die onder andere in gaan op de aard en de kwaliteit van de te leveren zorg. Om er zeker van te zijn dat u voldoet aan de eisen van de wet, kunt u eerst gebruik maken van de kwaliteitscheck van VWS. Klik hier voor de kwaliteitscheck.

Voor informatie bekijk de brochure over meldplicht.

Vergunning en toezicht

Onder de Wtza wordt de Wtzi-toelating vervangen door een vergunning. Voor zorgaanbieders waar zorg wordt verleend met meer dan 10 zorgverleners, geldt deze vergunningsplicht. Als een instelling werkt met een onderaannemer, telt ook het aantal zorgverleners van deze onderaannemer mee. Een stafmedewerker, vrijwilliger of stagiaire telt in dit verband niet mee. Vanaf 1 januari 2022 kan de aanvraag worden gedaan via deze link. Bij de aanvraag moet een vragenlijst worden ingevuld over intern toezicht, governance code, administratie en cliëntenraad.

Voor de groep zorgaanbieders die reeds een Wtzi-toelating heeft, geldt een overgangsrecht. Deze groep heeft een brief ontvangen van CBG over de wijziging. Diegene die onder de Wtzi geen toelating nodig hadden maar nu onder de Wtza wel,  hebben 2 jaar de tijd om vergunning aan te vragen.

Let op: de vergunningplicht richt zich in eerste instantie alleen op de hoofdaannemer. Echter, bij een lege huls-constructie geldt de vergunningplicht voor zowel de hoofd- als onderaannemer. Een lege hulsconstructie is een zorginstelling die zelf geen zorg verleent maar een onderaannemer hiervoor inhuurt.

Voor informatie bekijk de brochure over de vergunningplicht.

Zorgaanbieders met een vergunningsplicht moeten ook een interne onafhankelijke toezichthouder aanstellen. Vanaf het moment dat de Wtza vergunning wordt aangevraagd, moet de instelling over een interne toezichthouder beschikken. Deze interne toezichthouder bestaat uit ten minste 3 natuurlijke personen.

Het aanstellen van een toezichthouder geldt niet voor (Zvw) zorg waar uitsluitend kraamzorg wordt geleverd met minder dan 25 zorgverleners zorg. Let wel voor leden van Bo geldt naast de Wtza ook de zorgbrede Governance code waardoor het toch kan zijn dat u een interne toezichthouder moet hebben.  Zie ook paragraaf 1.3 en 1.4.

Criteria aanstelling raad van toezicht:

  • De interne toezichthouder opereert kritisch en onafhankelijk, onder artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit Wtza vindt u de eisen die hieraan verbonden zijn;
  • De interne toezichthouder mag geen oud opdrachtgevers of aandeelhouders zijn.

Belangrijke verplichtingen m.b.t. de interne toezichthouder:

  • Het bestuur verstrekt tijdig informatie aan de interne toezichthouder, in ieder geval eenmaal per jaar schriftelijk de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en beheers- en controlesystemen;
  • Profielschets opstellen van bestuur;
  • Een verslag intern toezicht opstellen en toevoegen aan de financiële verantwoording;
  • Schriftelijk vastleggen verplichtingen omtrent interne toezicht houder (opnemen in statuten). Dit geldt ook voor niet-rechtspersonen; schriftelijk reglement opstellen (opnemen in een verklaring).

Voor informatie bekijk de brochure over de eisen interne toezicht.

Financiële bedrijfsvoering en derivaten

De regels over transparante financiële bedrijfsvoering borgen de publieke belangen bij zorginstellingen. Alle zorgaanbieders moeten zich aan deze voorschriften houden. Zo wordt de bedrijfsvoering inzichtelijk en controleerbaar. Daarnaast zijn er nieuwe voorwaarden opgesteld om derivaten aan te trekken. Hiermee wordt voorkomen dat zorgaanbieders derivaten aantrekken om mee te speculeren. Derivaten zijn beleggingsproducten die gebaseerd zijn op of afgeleid zijn van aandelen, obligaties, indices, grondstoffen of valuta’s.

De bepalingen rondom transparante financiële bedrijfsvoering wordt geregeld in de Regeling openbare jaarverantwoording Wmg. Lees hier meer. De bepalingen rondom het gebruik van derivaten zijn vastgelegd in de regeling financiële derivaten Wmg. Lees de bepalingen onder artikel 40a Wmg.

Voor informatie bekijk de infographic over financiële bedrijfsvoering en derivaten.

Openbare jaarverantwoording
De doelgroep die moet voldoen aan de jaarverantwoordingsplicht, is in beginsel uitgebreid naar alle zorgaanbieders waaronder ook de kraamzorg. De jaarverantwoording moet per 2022 jaarlijks vóór 1 juni worden aangeleverd bij het CIBG. Dit kan via deze link. Voor sectoren  die op grond van de WTZI-regels niet verantwoording plichtig waren, geldt een overgangsregeling. De meeste kraamzorgorganisaties zullen hiervoor in aanmerking komen. Deze groep zorgaanbieders hoeven zich  voor het eerst vóór 1 juni 2023 over verslagjaar 2022 te verantwoorden.

De openbare jaarverantwoording bestaat uit drie onderdelen:

  1. Financiële verantwoording
  2. Bij de financiële verantwoording te voegen informatie
  3. Andere informatie betreffende de bedrijfsvoering (openbare vragenlijst)

Financiële verantwoording:
Rechtspersonen moeten enkelvoudige jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening aanleveren. Personenvennootschap (VOF, maatschap, CV) moet balans en staat van baten en lasten aanleveren. Een eenmanszaak zestal financiële ratio’s.

Bij de financiële verantwoording te voegen informatie
Voor middelgrote zorgaanbieders met jaaromzet van meer dan 12 miljoen geldt een controleverklaring. Ook geldt voor deze groep dat er overige gegevens en een bestuur verslag moeten worden aangeleverd. Tot slot, indien een zorgaanbieder beschikt over een Wtza-vergunning en dient te beschikken over interne toezichthouder, moet ook een verslag interne toezichthouder worden aangeleverd.

Openbare vragenlijst
In de openbare vragenlijst worden vragen gesteld over de indicatoren:

  • Geconsolideerd of enkelvoudig
  • Identiteit
  • Naleving van de governancecode
  • Personeel en organisatie
  • Patiënten en cliënten
  • Klachten, inspraak en cliëntenraden
  • Bestuursverklaring

Voor informatie bekijk de infographic en brochure over de jaarverantwoording.

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Kraamzorgaanbieders dienen te voldoen aan de eisen en verplichtingen van deze nieuwe wet.  In het kort is voor kraamzorgaanbieders belangrijk stil te staan  bij de meldplicht, vergunningsplicht, intern toezicht, financiële bedrijfsvoering en derivaten, en openbare jaarverantwoording.

  • Een nieuwe kraamzorgorganisatie moet zich melden bij de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ). Als bestaande kraamzorgaanbieder krijgt u hiervoor zes maanden de tijd. Bent u al ingeschreven bij het Landelijk register zorgaanbieders (LZRa), dan bent u al  automatisch bekend bij het IGJ.
  • Daarnaast moet u als kraamzorgaanbieder een vergunning aanvragen indien u met meer dan 10 zorgverleners zorg aanbiedt. Voor bestaande kraamzorgaanbieders, die eerder vanuit rechtswege over een Wtzi-toelating beschikten, geldt een overgangsregeling.
  • Kraamzorgaanbieders met vergunningsplicht en meer dan 25 zorgverleners moeten ook een interne onafhankelijke toezichthouder aanstellen. Deze interne toezichthouder bestaat uit ten minste 3 natuurlijke personen.
  • Tot slot dient een kraamzorgaanbieder te voldoen aan de jaarverantwoordingplicht en de eisen omtrent financiële bedrijfsvoering en transparantie.

Is het voor u nog niet duidelijk welke stappen u moet ondernemen? Bekijk dan hier het stroomschema! Ook vindt u hier een brochure met algemene informatie over de Wtza.

In 2022 zal Bo u nog verder informeren en ondersteunen bij de stappen die u moet ondernemen in het kader van de Wtza.

Inleiding
De Zorgverzekeringswet bestaat sinds 2006 en is de vervanger van de ziekenfondsverzekering, de particuliere ziektekostenverzekering en de publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren. Iedereen die rechtmatig (legaal) in Nederland woont of in Nederland loonbelasting betaalt, is verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Er zijn enkele uitzonderingen: militairen in actieve dienst en mensen die principiële bezwaren hebben tegen verzekeringen. De zorgverzekeraar is verplicht iedereen te accepteren voor de zorgverzekering (basisverzekering).

Het doel van deze wet
Het doel van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is door een wettelijk verplichte verzekering te voorzien in basisgezondheidszorg voor (vrijwel) de gehele Nederlandse bevolking.

Inhoud en toepassing van de wet
De Zorgverzekeringswet omvat een basispakket waarvoor verzekering verplicht is. Voor een uitgebreidere dekking van ziektekosten kan op vrijwillige basis worden bijverzekerd. De overheid stelt de inhoud van het basispakket vast. Aanvullende verzekeringen kunnen per verzekeraar verschillen. De overheid heeft hier geen bemoeienis mee.

Zorgverzekeraars zijn niet verplicht met iedere zorgaanbieder een contract te sluiten. De zorgverzekeraar stelt eisen aan de zorgverlening en op basis daarvan mag hij een selectie maken van zorgaanbieders die voor zijn verzekerden de zorg mogen leveren. Jaarlijks vinden de contracteringen plaats waarbij de zorgverzekeraar met de zorgaanbieder afspraken maakt over de te leveren zorg tegen een afgesproken tarief.

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet door de zorgverzekeraars.

Tot slot regelt de Zorgverzekeringswet op grond van art. 66d, derde lid, dat het Zorginstituut Nederland aangewezen is als instantie waar zorgaanbieders kwaliteitsinformatie moeten aanleveren.

Sinds 1 juli 2017 is het besluit cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens in werking getreden. Deze wet heeft ten doel om gegevens van de cliënt/patiënt beter te beschermen. Door de inwerkingtreding van dit besluit zijn er in de Wmg enkele wijzigingen aangebracht. Zie hiervoor document 2.19 “Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking  van gegevens”.


Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg
Alle leden van Bo Geboortezorg moeten in gesprek met zorgverzekeraars over een contract. Hierbij wordt gecontroleerd of de kraamzorgorganisatie voldoen aan de inkoopeisen van de zorgverzekeraar. Iedere zorgverzekeraar mag haar eigen inkoopbeleid met inkoopeisen opstellen. Ze publiceren dit beleid uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het beleid van toepassing is.

Eisen die in ieder geval altijd terug komen zijn:

  • Voldoen aan basiskwaliteitseisen kraamzorg
  • Voldoen aan Algemene leveringsvoorwaarden
  • Hanteren van Landelijke Indicatie Protocol
  • Houden aan Zorgbrede Governance Code
  • Volgen van CAO
  • Hebben van een kwaliteitscertificaat (HKZ, ISO of vergelijkbaar).

Het soort contract, en daarmee de tarieven, varieert naar gelang voldaan kan worden aan de eisen van de verzekeraar. De basiseisen van de verzekeraars komen grotendeels overeen met de lidmaatschapseisen van Bo.

Bo vat het inkoopbeleid van de grootste zorgverzekeraars ieder jaar voor u samen en gaat hierover met de zorgverzekeraars in gesprek.

Inleiding
De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) regelt de ontwikkeling, ordening en het toezicht op de markten voor gezondheidszorg. De wet helpt de ontwikkeling van de kosten van de zorg in de greep te houden en beschermt de positie van de patiënt. De Wmg trad op 1 oktober 2006 in werking. Deze wet bepaalt de instelling van de Nederlandse Zorgautoriteit als zelfstandig bestuursorgaan, dat toezicht houdt op de markten voor zorg.

Het doel van deze wet
Het doel van de Wet marktordening gezondheidszorg is een doelmatig en doeltreffend zorgstelsel, het beheersen van de kosten in de zorg. De wet richt zich onder meer op meer concurrentie in de zorg. Het belang van de consument staat hierbij voorop.

Inhoud en toepassing van de wet

Via gereguleerde marktwerking in de zorg wil de overheid een beter systeem van gezondheidszorg bereiken dat stimuleert tot verhoogde efficiëntie en leidt tot betere kwaliteit, toegankelijkheid en transparantie. Zorgaanbieders moeten patiënten goed informeren over de prijs, de kwaliteit en andere eigenschappen van aangeboden zorg.

Ziektekostenverzekeraars moeten op een begrijpelijke manier aangeven wat er in hun zorgverzekering zit en wat de premie is. Zo kan de consument bewust kiezen voor een bepaalde behandeling, een bepaald ziekenhuis of een bepaalde verzekering.

Ook zijn in de Wmg regels opgenomen over tarieven, marktwerking en markttoezicht; de NZa treedt daarbij op als marktmeester. De NZa heeft de opdracht goed werkende zorgmarkten te maken en te bewaken. De NZa houdt toezicht op het gedrag van alle zorgaanbieders en zorgverzekeraars op de curatieve en langdurige zorgmarkt en kijkt of zij de wet naleven. De NZa stelt regels, budgetten en tarieven vast voor dat deel van de zorg dat is gereguleerd en stelt condities voor marktwerking vast, die geheel of gedeeltelijk geliberaliseerd kunnen worden.

Wetsvoorstel Oud-minister Schippers van VWS.

Oud-minister Schippers van VWS heeft een wetsvoorstel voor wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) in 2016 ingezet. Een belangrijk onderdeel vormt de deregulering van de gezondheidszorg. De wetswijziging gaat uit van het principe dat er geen regels nodig zijn, tenzij er redenen zijn om wel te reguleren. Het plan van VWS is om in eerste instantie niets te veranderen. De bestaande prestaties blijven dus. Maar de NZa moet wel per sector in kaart brengen welke onderdelen in aanmerking komen voor deregulering. Daarmee kiest VWS voor het stapsgewijs afschaffen van de regulering rond prestaties en tarieven in de zorg. De beoogde wetswijziging is van toepassing voor zorg die valt onder de Zorgverzekeringswet, dus ook voor de kraamzorg.

 

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg
Zorgverzekeraars kopen zorg in namens verzekerden. Door de Wmg is de marktwerking in de zorgsector bevorderd. Dit betekent dat de verzekerde een keuze heeft bij wie hij zorg wil inkopen en door wie hij de zorg geleverd wil hebben. Voor u als aanbieder betekent dit dat u onderscheidend en aantrekkelijk dient te zijn voor de klant zodat de keuze op uw organisatie valt.

Het ministerie van VWS stelt jaarlijks op advies van de NZa maximumtarieven vast. Dit betekent dat de zorgverzekeraars zorg kunnen inkopen tegen een tarief dat het maximum niet overschrijdt.

Wetswijziging Bub WMG

Op 26 mei j.l. is het concept Wijziging Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Bub WMG) gepubliceerd. De wijziging richt zich op het uitzonderen van categorieën van zorgaanbieders die niet behoren tot de doelgroep van de artikelen 40a (eisen omtrent een transparante financiële bedrijfsvoering en regeling voor het gebruik van financiële derivaten) en 40b (eis van een openbare jaarverantwoording) van de Wet marktordening gezondheidszorg.

Hoewel de bepalingen rondom transparante financiële bedrijfsvoering en jaarverantwoording eerst vielen onder de WTZi, wordt dit met de nieuwe Wtza, geregeld onder artikel 40a van Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG). Omdat de inwerkingtreding van de Wtza niet meer per 1 januari 2021 kan plaatsvinden, wordt het verslagjaar 2021 een overgangsjaar voor de jaarverantwoording. Dit betekent dat de nieuwe uitgebreidere doelgroep zich over het verslagjaar 2022 overeenkomstig de nieuwe regels moet verantwoorden.

Gevolgen kraamzorg: De verplichtingen rondom de openbare jaarverantwoording gaan straks ook gelden voor kraamzorgorganisaties. Afhankelijk van de grootte van de organisatie wordt bepaald aan welke verplichtingen moet worden voldaan.

Inleiding
Sinds december 2018 liep de ontwikkeling van de nieuwe Wmcz 2018 die per 1 juli 2020 in werking is getreden. In de Wmcz is vastgesteld dat de cliënten van instellingen in de ouderen-, gezondheids- en welzijnszorg inspraak hebben door middel van een cliëntenraad. In de cliëntenraad nemen cliënten zitting die representatief zijn voor de instelling en in staat zijn voor de belangen van de overige cliënten (achterban) op te komen.

Het doel van deze wet

Het doel van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) is cliënten inspraak te geven in besluiten die van invloed zijn op zorgverlening en levenssfeer van cliënten. De WMCZ verplicht de kraamzorgorganisatie tot het instellen van een cliëntenraad. Deze behartigt binnen de instelling de gemeenschappelijke belangen van cliënten.

Inhoud en toepassing van de wet
Een cliëntenraad maakt het mogelijk dat cliënten invloed hebben op het beleid van de instelling, maar ook op gebieden waar het dagelijks leven van de cliënten zich afspeelt. Cliëntenraden hebben verschillende functies en rollen. Zo zijn er:

  • de antenne. Cliëntenraden horen klachten en wensen. Dit kunnen signalen zijn die zij aan de orde kunnen stellen;
  • de adviseur. Cliëntenraden hebben adviesrecht en instemmingsrecht en kunnen gevraagd en ongevraagd adviseren;
  • de waakhond. Cliëntenraden letten erop dat de zorgaanbieder doet, wat hij moet doen en dat hij dit op de juiste manier doet. Dit houdt in dat cliënten de zorg krijgen die is afgesproken en aansluit op wat cliënten willen;
  • de tolk. Cliëntenraden vertalen wensen en behoeften van mensen die zorg krijgen.

Rechten cliëntenraad

De cliëntenraad heeft verschillende rechten:

  • Recht op informatie
  • Recht op overleg
  • Recht om te adviseren
  • Recht op inspraak
  • Bindende voordracht raad van toezicht
  • Recht op facilitering
  • Recht om extra bevoegdheden af te spreken

Het is belangrijk dat kraamzorgorganisaties in overleg met de cliëntenraad een medezeggenschapsregeling vaststellen waarin wordt vastgelegd hoe een cliëntenraad betrokken wordt bij de voorbereiding van diverse besluiten.

Wijzigingen verlichting tot instellen cliëntenraad

De verplichting tot het instellen van een cliëntenraad hangt af van de volgende criteria:

  1. De organisatie valt onder de definitie van een zorginstelling volgens de definitie van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Kraamzorg organisaties vallen hier onder.
  2. De organisaties is niet uitgezonderd in het Besluit Wmcz 2018. Kraamzorg wordt niet uitgezonderd.
  3. De organisatie levert zorg door medisch specialisten of van persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging (met een verwijzing naar art. 3.1.1. Wlz of art. 2.10 Besluit zorgverzekering). Kraamzorg levert deze zorg
  4. Indien de organisatie niet in de onder 3 genoemde categorie valt, dan is de duur van het verblijf van cliënten in de instelling van belang. Als cliënten niet tenminste een etmaal binnen de organisatie kunnen verblijven wordt dat ambulante zorg genoemd.  In dat geval zal er vanaf (in de regel) 25 personen die zorg verlenen een cliëntenraad ingesteld moeten worden. Dit betreft ook de kraamzorg.

Kraamzorgorganisaties moeten dus een cliëntenraad instellen tenzij zij minder dan 25 personen in dienst hebben die zorg verlenen.

De LOC heeft de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oude wet in kaart gebracht in het document Basisinformatie medezeggenschap. Hierin zijn ook de rechten en plichten van de cliëntenraad en zorgaanbieder overzichtelijk omschreven. Ook heeft de Rijksoverheid een toegankelijke handreiking gemaakt over inspraak- een nieuw onderdeel van de Wmcz 2018.

 

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg
Niet meer elke kraamzorgorganisatie is verplicht een cliëntenraad in te stellen om de belangen van de cliënten te behartigenKraamzorgorganisaties hoeven allen een cliëntenraad instellen als zij 25 personen of meer in dienst hebben die zorg verlenen. Jaarlijks moet er verslag gedaan worden (kan via het jaardocument).

Inleiding

Patiënten en hulpverleners hebben rechten en plichten. Deze staan vastgelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).  Deze wet is van belang voor iedereen die met medische zorg te maken krijgt. Zodra een arts een patiënt gaat onderzoeken of behandelen, is sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst zonder contract.

De behandelingsovereenkomst is de overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde. Onder deze handelingen wordt ook verstaan het verplegen en verzorgen van de patiënt en het overigens rechtstreeks ten behoeve van de patiënt voorzien in de materiële omstandigheden waaronder die handelingen kunnen worden verricht (art. 7:466 BW).

Op 24 juni 2019 is een wijziging in de WGBO aangenomen. Deze wijzigingen zijn vanaf 1 januari 2020 van kracht. De wijziging strekt ertoe de positie van de patiënt verder te verduidelijken en te versterken. Het doel is om van een eenzijdige informatieplicht van de hulpverlener steeds meer naar de kan van “samen beslissen” te gaan. Het doel is daarmee dat de patiënt betere beslissingen kan nemen.

Doel 
De wet heeft tot doel de rechtspositie van de patiënt te versterken.

Inhoud en toepassing van de wet
De WGBO is een van de belangrijkste wetten waarin patiënten-rechten staan. In de WGBO staan allerlei rechten en plichten die bij deze geneeskundige behandelingsovereenkomst horen.

De WGBO stelt regels voor:

  • het recht op informatie door de hulpverlener en op een second opinion;
  • toestemming voor een medische behandeling;
  • inzage in het medisch dossier;
  • geheimhoudingsverplichting voor de hulpverlener;
  • het recht op privacy tijdens een medische behandeling;
  • vertegenwoordiging van patiënten die niet zelf kunnen beslissen

Naast rechten hebben patiënten ook plichten: de patiënt moet de zorgverlener volledig informeren.  De patiënt moet zo veel mogelijk met de zorgverlener meewerken en adviezen opvolgen.

De wet heeft ook een praktische vertaling gekregen in een aantal hulpmiddelen, zoals tips, checklists en handleidingen. Deze gaan over informatie en toestemming, dossier en bewaartermijnen en de toegang tot patiëntengegevens. Deze handleidingen staan op de site van de KNMG.

De belangrijkste wijzigingen vanaf 1 januari 2020 zijn:

  • Aanvulling van de informatieplicht: Er wordt meer nadruk gelegd op ‘samen beslissen’. De informatieplicht van de hulpverlener wordt aangevuld met de verplichting tijdig overleg te voeren met de patiënt waarbij de patiënt ook wordt uitgenodigd tot het stellen van vragen. De cliënt moet geïnformeerd worden over: de mogelijkheid af te zien van behandeling, andere onderzoeken en behandelingen door andere hulpverleners, de uitvoeringstermijn van de behandeling en de verwachte tijdsduur daarvan.
  • Aanpassing regels bewaartermijn: De bewaartermijn van medische dossiers wordt verlengd van 15 naar 20 jaar en ook het moment waarop de bewaartermijn aanvangt wijzigt. De bewaartermijn gaat in vanaf de laatste wijziging in het dossier. Dat is dus één datum voor alle gegevens in het dossier. Dit kan dus betekenen dat bepaalde medische gegevens veel langer bewaard zouden blijven dan voorheen.
  • Inzagerecht van nabestaanden: Nabestaanden krijgen een wettelijk recht op inzage in het dossier van een overleden patiënt. Omstandigheden waaronder nabestaanden inzage kunnen krijgen:
  1. wanneer de patiënt bij leven hiervoor toestemming heeft gegeven;
  2. wanneer op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een mededeling van een incident is ontvangen;
  3. ‘voor een ieder’ op grond van een zwaarwegend belang;
  4. voor de ouders en voogd van een overleden kind jonger dan 16 geldt een bijzondere regeling voor inzage.

 

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg
In de WBGO staat vermeld dat voor het bewaren van medische gegevens een termijn van 20 jaar vereist is vanaf beëindiging van de zorgverlening. Dit betekent dat u de medische gegevens uit de cliënten/zorgdossiers minimaal 20 jaar dient te bewaren. Voor de overige gegevens zijn de bewaartermijnen van de Wet bescherming personeelsgegevens van toepassing.

Houdt u het dossier elektronisch bij, dan is het van belang te weten dat de juridische status van een papieren dossier hetzelfde is als van een elektronisch. U hoeft overigens niet beide te bewaren; het papieren dossier mag vernietigd worden. Is er sprake van een gescand dossiers, dan mag over de authenticiteit van het ingescande materiaal geen twijfel bestaan (eventueel laat u het verzorgen door een gespecialiseerd bureau) en u moet er zeker van zijn dat de gegevens toegankelijk blijven. Belangrijke originele documenten (wilsverklaring) kunt u voor de zekerheid ook nog apart bewaren.

Inleiding

Veel professionals zijn onzeker over de te zetten stappen als zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden of signaleren. Door de stappen te beschrijven die professionals in geval van signalen van geweld kunnen zetten, worden zij ondersteund in het effectief reageren op signalen van geweld. Dergelijke stappen vormen de basis van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Doel

Er wordt vastgelegd welke elementen er minimaal in een meldcode moeten worden opgenomen. Op die manier wordt de uniformiteit van de verschillende meldcodes geborgd. Dit maakt het voor het advies- en meldpunt Veilig thuis en hulpverleners gemakkelijker om afspraken te maken met de verschillende organisaties die met meldcodes werken. De verplichte stappen moeten ervoor zorgen dat een zorgvuldige afweging wordt gemaakt, voordat eventueel wordt overgegaan tot een melding. Ook maken zij duidelijk op welke wijze wordt omgegaan met signalen van (mogelijk) huiselijk geweld of kindermishandeling.

Inhoud en toepassing van de wet

Een meldcode moet tenminste zes elementen bevatten:

  • Het stappenplan; bestaat uit de 5 stappen:
    1. In kaart brengen van de signalen,
    2. Collegiale consultatie, raadpleging Veilig Thuis of een letselduiding-deskundige,
    3. Een gesprek met de cliënt,
    4. Wegen van het geweld/kindermishandeling:
      1. Heb ik op basis van stap 1 tot en met 3 een vermoede van huiselijk geweld of kindermishandeling?
      2. Heb ik een vermoede van acute of structurele onveiligheid?
    5. Neem twee beslissingen:
      1. Is melden noodzakelijk?
      2. Is hulp verlenen of organiseren (ook) mogelijk?

Als hulpmiddel heeft de overheid een basismodel huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld. Dit model kunt u gebruiken bij het ontwikkelen van een meldcode.

  • Verantwoordelijkheidstoedeling, o.a. wie eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;
  • Indien van toepassing: specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, zoals eergerelateerd geweld
  • Indien van toepassing: de mogelijkheid van het gebruik van de verwijsindex risicojongeren (art. 2b Wet op de jeugdzorg);
  • Voor zover van toepassing: instructies voor het uitvoeren van een kindcheck bij cliënten. De kindcheck behelst het nagaan of er kinderen onder de zorg van de cliënt staan en beoordelen of kan worden vastgesteld of de kinderen veilig zijn. In opdracht van het ministerie van VWS wordt voor dit onderdeel een instrument ontwikkeld door een extern bureau.
  • Specifieke aandacht voor het vertrouwelijke karakter van gegevens. Het gaat hier om het (afgeleide) beroepsgeheim. In de meldcode wordt de zorgvuldige omgang met gegevens die onder het beroepsgeheim vallen, geborgd. Professionals hebben het wettelijke recht om te melden bij Veilig thuis en desgevraagd gegevens te verstrekken, zo nodig zonder toestemming van de cliënt.

Afwegingskader

Bij stap 4 moet het geweld worden gewogen. Hierdoor is een afwegingskader beschikbaar. Hiermee kunnen professionals beoordelen of er sprake is van (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling. Alle beroepsgroepen dienen een kader op te stellen wat is toegesneden op de eigen werksituatie.

Bo Geboortezorg en Kenniscentrum Kraamzorg hebben een op de beroepsgroep afgestemd afwegingskader geschreven. Hierbij is de inbreng van het KCKZ vooral op de inhoud gericht geweest en die van Bo op de aansluiting op de bedrijfsvoering van  kraamzorgorganisaties.

Lees hier meer over het afwegingskader.

Beroepsgeheim

Kraamverzorgenden hebben een beroepsgeheim. Hierdoor mogen zij geen informatie over de cliënt aan andere geven tenzij de cliënt daar toestemming voor geeft. De cliënt kan zich hierdoor vrij voelen om alles te vertellen. Maar het kan in het belang zijn van de cliënt als een kraamverzorgende vertrouwelijke gegevens uitwisselt met anderen.

Daarom is in de wet meldcode een meldrecht voor huiselijk geweld opgenomen. Een meldrecht houdt in dat professionals met een beroepsgeheim (vermoedens van) huiselijk geweld mogen melden bij Veilig thuis. Ook zonder toestemming van de betrokkenen. Er dient dan wel sprake te zijn van ernstig gevaar of ernstige dreiging voor de cliënt of zijn omgeving.

Op dit moment ligt er een voorstel tot wijziging van het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bij de Raad van State voor advies.

Kort samengevat bevat deze wijziging voor artsen en (jeugd)hulpverleners de verplichting om in hun meldcode een afwegingskader op te nemen. Op grond daarvan zijn zij in staat om te beoordelen of sprake is van (de mogelijkheid van) ernstige kindermishandeling. Bij ernstige kindermishandeling zullen artsen en (jeugd)hulpverleners voortaan een melding moeten doen bij Veilig Thuis.

 

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Met inachtneming van bovenstaande minimumeisen dienen organisaties (en ook zelfstandig werkende professionals) een meldcode op te stellen die past bij de eigen werksituatie qua omvang, inrichting en type werk. Organisaties zijn dus zelf verantwoordelijk voor hoe de meldcode wordt ingebed in de werkwijze van de betreffende instelling. U kunt hiervoor gebruik maken van de het zorgprototocol Vroegsignalering & werken met de meldcode van het KCKZ.

Verder  dient u het gebruik van de meldcode te bevorderen (scholing). Daarvoor is de Leidraad verwerving benodigde competenties Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (maart 2014) geschreven. In hoofdstuk 8 is specifieke informatie over de meldcode opgenomen.

Wij adviseren leden van Bo geboortezorg een aantal zaken te regelen:

  • Een organisatie moet benoemen wie de eerder behandelde stappen moet doorlopen. Tevens dient te worden vastgelegd wie eindverantwoordelijk is voor de beslissing om wel of geen melding te doen.
  • Een organisatie dient vast te leggen hoe medewerkers dienen om te gaan met vertrouwelijke gegevens (een protocol).

Check ook de toolkit.

Doel
Werknemers in de semipublieke sector zijn onderhavig aan de Wet Normering Topinkomens. Volgens de WNT geldt er voor topinkomens een beloningsmaximum van de hoogte van het salaris van een minister. Het doel van de WNT is om het salaris van bestuurders in voornamelijk de zorg te maximeren.

Inhoud en toepassing van de wet
De WNT richt zich op de hoogste leidinggevenden binnen de publieke en semipublieke sector. Naarmate een onderdeel van de semipublieke sector zich dichter bij de publieke sector bevindt, is die normering strikter. Alle WTZi-toegelaten instellingen, incl. instellingen die van rechtswege als toegelaten worden aangemerkt zoals de kraamzorg, vallen onder de werkingssfeer van de WNT.

De normering geldt alleen voor de topfunctionarissen: daarmee worden bedoeld de bestuurders, de hoogste interne toezichthouders, de hoogst leidinggevende functionarissen of het hoogste managementniveau van een instelling.

Uit de sectorregeling (regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp) valt op te maken wat het maximale toegestane salaris voor bestuurders uit de sector is. Deze beoordeling geschiet op basis van een klassensysteem. Het toegestane bezoldigingsmaximum wordt vastgesteld op basis van de karakteristieken van een rechtspersoon of instelling (of een groep van rechtspersonen of instellingen) waaraan de topfunctionaris leiding geeft. Het uitgangspunt is dat voor grotere, complexere rechtspersonen of instellingen een zwaarder functieprofiel vereist is dan voor kleinere, eenvoudige rechtspersonen of instellingen. Bij een hogere functiezwaarte is een hogere bezoldiging passend. Om in een hogere klasse ingedeeld te worden dient alvorens toestemming gevraagd te worden aan de minister van VWS.

De minister beschikt over instrumenten ter handhaving en sanctionering bij overschrijding van de gestelde norm. Hogere bezoldigingen worden gezien als onverschuldigd betaald.

Evaluatiewet WNT

Door de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT op 1 juli 2017 is de wet op verschillende vlakken aangescherpt om wetsontwijking tegen te gaan. Met ingang van 1 januari 2018 gelden de volgende regels:

  • Publicatieplicht WNT-gegevens op internet: WNT-instellingen zijn verplicht de WNT-verantwoording openbaar toegankelijk op internet te publiceren voor een periode van tenminste zeven jaar, als onderdeel van de jaarrekening of desgewenst als apart document. Kraamzorgorganisaties kunnen gebruik maken van het modelverantwoording WNT voor het jaarlijks openbaar maken van de jaarstukken.
  • De digitale melding van WNT-gegevens: De WNT-gegevens hoeven niet meer via een (aparte) vragenlijst in de aanleverportaal DigiMV worden aangeleverd. Deze gegevens worden alleen nog in de financiële jaarstukken van de zorgorganisaties opgenomen.
  • Aanscherping van de personele reikwijdte van de WNT: een topfunctionaris die tenminste twaalf maanden een topfunctie heeft vervuld en vervolgens een niet-topfunctie gaat vervullen bij dezelfde instelling blijft nog vier jaar aangemerkt als topfunctionaris.
  • Anticumulatiebepaling: de WNT maximeert de totale bezoldiging uit functies als leidinggevende topfunctionaris bij verschillende WNT instellingen tot het algemeen bezoldigingsmaximum , tenzij voor de betreffende topfunctionaris een uitzondering geldt op grond van artikel 2.4 of 2.5 of een hoger sectoraal bezoldigingsmaximum op grond van paragraaf 3 van de WNT.

 

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Wat moeten kraamzorgorganisaties doen?

  1. De inkomens en eventuele ontslagvergoedingen van hun topfunctionarissen normeren met een maximumplafond.
  2. Jaarlijks de bezoldigings­gegevens en eventuele ontslagvergoedingen van hun topfunctionarissen in de jaarstukken openbaar maken. Daarbij kunt u gebruik maken van het modelverantwoording WNT. Overschrijdingen van de norm moeten worden gemotiveerd.

De inkomens en eventuele ontslagvergoedingen van hun topfunctionarissen normeren met een maximumplafond.

De norm voor 2022 is vastgesteld op € 216.000 inclusief belaste kostenvergoedingen en pensioenbijdrage werkgever (lees meer). Er is ook een sectorale regeling voor de zorg opgesteld
waarin de verschillende klassen met bijbehorende norm zijn gepubliceerd. Voor alle regiems geldt dat de transitievergoeding niet hoger mag zijn dan het jaarsalaris, met een maximum van €84.000. Dit volgt uit de Wet Werk & Zekerheid (WWZ). Het maximum is t.o.v. 2021 gelijk gebleven.

Jaarlijks de bezoldigings­gegevens en eventuele ontslagvergoedingen van hun topfunctionarissen in de jaarstukken openbaar maken.

Kraamzorgaanbieders krijgen te maken met het bezoldingsmaximum. Daarbij geldt openbaarmaking: voor de topfunctionarissen hun naam + het bezoldigingsbedrag. Wordt er elders in de instelling meer verdiend dan het bezoldigingsmaximum, dan moet die bezoldiging op functienaam bekend gemaakt worden. De WNT-verantwoording openbaar toegankelijk op internet publiceren voor een periode van tenminste zeven jaar. De gegevens moeten vrij toegankelijk en eenvoudig te vinden zijn.

WNT-gegevens kunt u aanleveren tegelijkertijd met het jaardocument maatschappelijke verantwoording. Indien u geen JMV aanlevert kunt u de WNT-gegevens aanleveren bij het ministerie van BKR, via topinkomens.nl . Daar treft u een model verantwoording aan (met invulinstructies).

Klik hier voor een overzicht met vraag & antwoorden betreffende de Wet Normering Topinkomens.

Inleiding
Zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars moeten het BSN gebruiken bij het uitwisselen van gegevens over patiënten of cliënten. Dit betekent dat al deze partijen met een betrouwbaar BSN moeten werken. Zij moeten er zeker van zijn dat het nummer en de gegevens bij een bepaalde persoon horen.

Daarnaast neemt het gebruik van digitale gegevens in de zorg steeds meer toe, terwijl de veiligheid van deze gegevens nog niet altijd voldoende wordt gewaarborgd. De huidige regelgeving (waaronder de WGBO en de AVG) is niet toereikend genoeg voor het reguleren van het veilig uitwisselen van medische gegevens, BSN en de rechten van cliënten.

De bepalingen van de Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens zijn geïmplementeerd in de Wet gebruik BSN in de zorg. Sinds 1 juli 2017 wordt deze wet aangeduid als de “Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg” en regelt dus niet meer alleen het gebruik van het BSN.

Doel

De wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg heeft als doel om de privacy van cliënten beter te waarborgen. Doel van deze wet is het scheppen van duidelijke voorwaarden waaronder medische gegevens veilig en elektronisch mogen worden uitgewisseld of ingezien. Daarnaast regelt deze wet ook de rechten van cliënten bij elektronische gegevensuitwisseling.

Inhoud en toepassing van de wet
Zorgaanbieders moeten bij het elektronische verwerken van gegevens voldoen aan de volgende aanvullende verplichtingen op grond van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg:

  • De zorgaanbieder heeft de plicht om uitdrukkelijke toestemming aan de cliënt te vragen voordat de medische gegevens beschikbaar worden gesteld via een elektronisch uitwisselingssysteem;
  • De zorgaanbieder heeft de plicht om de cliënt gericht te informeren over diens rechten bij elektronische gegevensuitwisseling, de wijze waarop hij zijn rechten kan uitoefenen en over de werking van het elektronisch uitwisselingssysteem dat voor de gegevensuitwisseling wordt gebruikt;
  • Wanneer een nieuwe categorie zorgaanbieders aansluit bij een elektronisch uitwisselingssysteem of als de werking van het elektronisch uitwisselingssysteem substantieel wordt gewijzigd, heeft de zorgaanbieder de plicht om diens cliënt(en) te informeren over deze wijziging en over de mogelijkheid om de gegevens toestemming in te trekken of aan te passen;
  • Gebruikte elektronische uitwisselingssystemen en interne zorginformatiesystemen moeten voldoen aan de veiligheidseisen en zorgvuldigheidseisen van NEN-7510;
  • Overeenkomsten tussen zorgaanbieder en de verantwoordelijke van een elektronisch uitwisselingssysteem moeten voldoen aan NEN-7510;
  • Zorgdragen dat gebruik wordt gemaakt van veilige verbindingen die voldoen aan NEN-7512;
  • De logging van cliëntengegevens moet voldoen aan NEN-7513.

Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg & AVG

Per 1 juli 2020 dienen zorgaanbieder op grond van de AVG aan de volgende verplichtingen te voldoen die tevens staan opgenomen in de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg onder Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens:

  • De zorgaanbieder heeft de plicht om de cliënt kosteloos (elektronisch) inzage en een elektronisch afschrift van het dossier of gegevens uit het dossier te geven indien de cliënt hierom vraagt. De wet stelt geen eisen aan de vorm waarin elektronische inzage wordt verleend. Dit mag dus in principe ook schriftelijk worden verleend.
  • De zorgaanbieder heeft de plicht om de cliënt te voorzien van een elektronisch afschrift van de ‘logging’, indien de cliënt hierom vraagt. Zorgaanbieders zullen het recht van cliënten moeten waarborgen dat zij mogen inzien op welke datum wie of welke zorgverlener hun dossier heeft bekeken, opgevraagd of beschikbaar heeft gesteld.
  • De zorgaanbieder heeft de plicht om de client het recht te geven om uitdrukkelijke toestemming te geven, aan te passen en in te trekken om gegevens beschikbaar te stellen.

Over enkele artikelen is bepaald niet langer meer werking te treden:

  • De zorgaanbieder heeft de plicht om gespecificeerde toestemming aan de cliënt te vragen voordat de medische gegevens beschikbaar worden gesteld via een elektronisch uitwisselingssysteem. Dit houdt in dat de cliënt toestemming zal moeten geven om alle of bepaalde gegevens bij een zorgaanbieder beschikbaar te stellen aan bepaalde, door de cliënt aan te duiden, andere zorgaanbieders of categorieën van zorgaanbieders (artikel 15a, lid 2).
  • De plicht tot het bijhouden van een registratie van de door cliënten verleende gespecificeerde toestemming waarbij wordt aangetekend vanaf welk tijdstip de toestemming van kracht is geworden. Hij kan deze registratie beschikbaar stellen via het elektronisch uitwisselingssysteem (artikel 15c, lid 2);
  • De verplichting om toestemming te vragen voor het raadplegen van gegevens. (artikel 15b).

De verplichtingen vanuit de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg gelden als aanvulling op de AVG. Dit betekent ook dat waar de AVG meer bescherming voor cliënten biedt, het beschermingsniveau vanuit de AVG dient te worden gehanteerd.

Het Ministerie van VWS heeft een Juridische factsheet Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens beschikbaar gesteld met alle rechten en plichten bij elektronische verwerking van gegevens.

Wetsvoorstel Wet Elektronische gegevenstuitwisseling in de Zorg (EGIZ)

De wet EGIZ verplicht zorgaanbieders stapsgewijs gegevens op een gestandaardiseerde en elektronische manier onderling uit te wisselen (spoor 1). Ook stelt de wet EGIZ vast volgens welke afspraken over taal en techniek dit moet gaan verlopen. Deze eisen worden vastgelegd in de NEN normen (spoor 2).  Door elektronisch gegevens met elkaar uit te wisselen, gaat de informatie die nodig is voor de behandeling van patiënten sneller en met minder kans op fouten van de ene zorgverlener naar de ander.

De wet EGIZ bepaalt dat zorgaanbieders op het door de overheid aangegeven tijdvak gegevensuitwisseling elektronisch laten verlopen inachtnemend de nieuwe eisen die zijn gesteld aan taal en techniek. Zorgaanbieders moeten gebruik maken van ICT-producten waarvan de aanbieder een erkend certificaat heeft en waarvan het product voldoet aan de NEN norm.

Ook dienen zorgaanbieders rekening te houden met nieuwe eisen die worden gesteld aan cliëntenrechten en gegevensuitwisseling en/of wijzigingen die worden daaromtrent worden doorgevoerd. O.a. is aangekondigd dat onder deze wet uitwisseling zonder uitdrukkelijke toestemming mag. Bv. wanneer je verwezen wordt van de ene naar de andere zorgaanbieder mag jouw informatie meereizen zonder dat je daar uitdrukkelijk toestemming voor geeft.

De verwachting is dat het wetsvoorstel het eerste kwartaal van 2021 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend. Nadat het wetsvoorstel door zowel de Tweede kamer als Eerste kamer is behandeld kan de wet in werking treden en kunnen de algemene maatregelen van bestuur worden genomen. Over een concrete datum wordt nog niet gesproken.

Klik hier voor meer informatie.

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Zorgaanbieders zijn verplicht het BSN in hun administratie op te nemen en op een juiste wijze te beveiligen. Ook dient de cliënt uitdrukkelijke toestemming te geven voor het gebruik van zijn of haar BSN. Daarnaast dient het gebruikte uitwisselingssysteem van de leden van Bo te voldoen aan de Europese normen.

Als zorgaanbieder bent u zelf verantwoordelijk voor het maken van de juiste koppeling tussen de patiënt en zijn BSN. Dit kunt u doen door de identiteit van de patiënt vast te stellen en het BSN op te vragen bij een betrouwbare bron. Betrouwbare bronnen zijn de Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg (SBV-Z), de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en Vecozo. Om gebruik te kunnen maken van de BSN-diensten van de SBV-Z heeft u een UZI-pas of een UZI-servercertificaat nodig. Een BSN kan ook overgenomen worden van een andere zorgaanbieder die het nummer al uit een betrouwbare bron heeft verkregen. Hiervoor is toestemming van de cliënt nodig.

Leden van Bo Geboortezorg dienen er voor te zorgen dat de verstrekking van medische gegevens aan de patiënt op veilige wijze gebeurt. Voor het gebruik van een elektronisch uitwisselingssysteem dient de toestemming van een patiënt te worden gevraagd. Tevens dienen leden van Bo Zorg te dragen dat zij vanaf 1 juli 2020 aan de plichten zoals in paragraaf 4 staan beschreven voldoet.

Inleiding

De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) vervangt de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en is per 1 januari 2016 in werking getreden.

De Wkkgz geldt voor alle zorgaanbieders. Zowel voor zorginstellingen als zelfstandige beroepsbeoefenaren, zoals zzp’ers.

Doel
De wet formuleert regels ten aanzien van de kwaliteit van zorg en wil de positie van cliënten in de zorg versterken door een effectieve behandeling van klachten en onafhankelijke behandeling van geschillen.

Inhoud en toepassing van de wet
Kwaliteit

De zorgaanbieder moet goede zorg aanbieden. Dat definieert de wet als zorg van goede kwaliteit en van goed niveau:

  1. die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt,
  2. waarbij zorgverleners handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard, waaronder de overeenkomstig artikel 66b van de Zorgverzekeringwet in het openbaar register opgenomen voor hen geldende professionele standaard, en
  3. waarbij de rechten van de cliënt zorgvuldig in acht worden genomen en de cliënt ook overigens met respect wordt behandeld.

Van de zorgaanbieder wordt ook verwacht dat hij aandacht heeft voor systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg. Dit houdt o.a. in het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg op zodanige wijze dat de gegevens voor eenieder vergelijkbaar zijn met gegevens van andere zorgaanbieders van dezelfde categorie

Vergewisplicht

De vergewisplicht geldt voor alle nieuwe zorgverleners die zorginstellingen willen aannemen. Werkgevers worden verplicht de geschiktheid van iemand te onderzoeken die beroepsmatig zorg wil verlenen. Dus ook van uitzendkrachten. Vrijwilligers vallen hier buiten.

Manieren om onderzoek te doen naar de sollicitant is: navraag doen bij eerdere werkgevers, het BIG-register bekijken, navraag doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd of een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vragen aan de sollicitant. Als werkgever moet je kunnen aantonen dat er grondig onderzoek is uitgevoerd naar de geschiktheid van de sollicitant.

Een aanvullend instrument dat kan worden gebruikt om te voldoen aan de vergewisplicht is het Waarschuwingsregister. Het Waarschuwingsregister geldt voor alle functies en arbeidsrelaties, zorg- en niet zorg gerelateerd. Het register zorgt ervoor dat zorgaanbieders elkaar tijdig kunnen waarschuwen als er personen zijn ontslagen wegens grensoverschrijdend gedrag naar cliënten toe.
Door het gezamenlijk gebruik van het waarschuwingsregister worden de meest kwetsbare cliënten beschermd en kan clientveiligheid worden gewaarborgd.

Onlangs heeft een discussie plaatsgevonden om het waarschuwingsregister te verplichten omdat er tot op heden te weinig gebruik van wordt gemaakt. Uiteindelijk is besloten dat een verplichting er niet zal komen, maar dat er wordt gekeken hoe vrijwillige deelname bevordert kan worden.

Klik hier voor meer informatie over het gebruik van het Waarschuwingsregister.

Klachten en geschillen

Op het gebied van klachten en geschillen regelt de wet het volgende:

Laagdrempelige klachtenregeling

De zorgaanbieder treft schriftelijk een regeling voor de laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten. De zorgaanbieder stelt de regeling vast in overeenstemming met een representatief te achten organisatie van cliënten. Bo heeft voor haar leden een checklist opgesteld met eisen waaraan de klachtenregeling volgens de Wtza moet voldoen. Ook staan hierin de eisen opgenomen in het kader van de Algemene Voorwaarden van Bo. U vindt de checklist hier!

Een goede en snelle aanpak van klachten

Mensen kunnen gratis terecht bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. Uit de praktijk blijkt dat een goed gesprek tussen de cliënt en de zorgverlener het beste werkt. De klachtenfunctionaris kan zo’n gesprek eerder op gang brengen. Lost een gesprek het probleem niet op? Dan kan de cliënt een rechtszaak aanspannen. Maar de wet biedt ook een laagdrempelig alternatief: de onafhankelijke geschilleninstantie. Die doet een uitspraak waar beide partijen zich aan moeten houden. De geschilleninstantie kan ook een schadevergoeding toekennen.

Zorgmedewerkers kunnen veilig incidenten melden

Zorgaanbieders hebben een interne werkwijze die regelt dat medewerkers veilig onzorgvuldigheden en incidenten in de zorgverlening kunnen melden. Doel is dat collega´s bevindingen met elkaar bespreken, ervan leren en zo samen de zorg verbeteren.

Cliënt heeft een sterker positie

Zo heeft de cliënt recht op goede informatie over iets dat niet goed is gegaan in de verleende zorg. Bijvoorbeeld een gemaakte fout tijdens een operatie. De zorgaanbieder moet zo’n fout met de cliënt bespreken en dit in het cliëntendossier opnemen. Ook heeft de cliënt recht op informatie over de kwaliteit van de zorgverlening wanneer de cliënt daarom vraagt.

Uitbreiding meldplicht zorgaanbieders

Zorgaanbieders moeten alle vormen van geweld in de zorgrelatie melden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Net als ontslag van een zorgverlener wegens ernstig disfunctioneren.

De meldcode huiselijk geweld/kindermishandeling vindt in deze wet z’n grondslag, evenals het melden van incidenten.

Wetswijziging Wkkgz 1 juli 2023: invloed van zorgverleners op zorginhoudelijk beleid.

Vanaf 1 juli 2023 wordt er een wijziging doorgevoerd van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). In deze wijziging is opgenomen dat zorgverleners in de gelegenheid moeten worden gesteld om invloed uit te oefenen op het primaire proces van zorgverlening en zorginhoudelijk beleid van de organisatie. Het uitgangspunt van deze wijziging is dat er binnen een organisatie niets mag worden besloten over vakinhoudelijk beleid en beroepsontwikkeling van de zorgverlener zonder de zorgverlener hierbij te betrekken. De insteek van de wijziging is dat invloed van de zorgverlener door alle lagen van de organisatie wordt geborgd. Er is ruimte voor de werkgever om de invloed van de zorgverlener op een passende manier te organiseren. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zal toezien op de uitvoering van deze wet. Ook intern zal de controle geborgd zijn doordat de raad van toezicht een rol heeft bij toezicht en handhaving.

Er zijn diverse manieren waarop kraamzorgorganisaties kunnen zorgen voor (mede)zeggenschap van zorgverleners. De invulling van deze (mede)zeggenschap is flexibel en er geldt een open norm, omdat elke zorgorganisatie verschillend is. Voor kraamzorgorganisaties zijn het inrichten van een Kraamverzorgende Advies Raad, het aanstellen van een Chief Nursing Officer (CNO) of het betrekken van een zorgverlener in de Raad van Bestuur mogelijkheden om de invloed van zorgverleners te borgen. Ook het inrichten van een Ondernemingsraad (OR) of Personeelsvertegenwoordiging (PVT)  is een mogelijkheid.

Het streven is dat invloed wordt uitgeoefend op alle niveaus van de organisatie. Het wetsvoorstel richt zich op twee specifieke niveaus waarop zorgverleners invloed moeten hebben. Ten eerste moeten zorgverleners betrokken worden bij het primaire zorgproces, bijvoorbeeld door regelmatig overleg met direct leidinggevenden. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat zorgverleners zelf beslissen welke cliënten ze als eerste bezoeken. Daarnaast moeten zorgverleners invloed kunnen uitoefenen op het zorginhoudelijke beleid van de organisatie.

Wetsevaluatie Wkkgz

Op 19 februari jl. heeft minister van Ark van Medische Zorg de evaluatie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillenzorg (Wkkgz) aan de Tweede Kamer aangeboden. De evaluatie werd uitgevoerd door een consortium van de Universiteit van Amsterdam, sectie gezondheidsrecht en het Nivel en is gesubsidieerd door ZonMw. De evaluatie wijst uit dat de Wkkgz daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van de gestelde doelen, namelijk het versterken van de positie van de client en het bevorderen van de kwaliteit van zorg. Doch laat de evaluatie ook zien dat er nog punten ter verbetering zijn. Lees hier het nieuwsbericht op onze website met een kort overzicht van de verbeterpunten.

De minister heeft in de brief aangegeven, gezien de demissionaire status van het kabinet, het standpunt op de evaluatie aan het volgende kabinet over te laten. Klik hier voor het evaluatierapport en de begeleidende brief van de minister.

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Leden moeten hun klachtensysteem inrichten volgens de Wkkgz. De klachtenfunctionaris kan gezamenlijk worden afgenomen via Bo Geboortezorg (meer informatie via info@bogeboortezorg.nl) of zelfstandig worden georganiseerd.

Aansluiting bij de geschillencommissie wordt door Bo gefaciliteerd. Bij aansluiting bij de geschillencommissie VVG betaald Bo Geboortezorg de aansluitkosten (lees hier meer).

De belangrijkste verplichtingen voortkomend uit de Wkkgz:

  • Systeem voor veilig melden van incidenten
  • Controleren functioneren zorgverlener voor indiensttreding
  • Meldplicht bij Inspectie voor de Gezondheidszorg
  • Extra informatieplicht
  • Laagdrempelige klachtenregeling
  • Klachtenfunctionaris
  • Geschilleninstantie
  • Schriftelijke overeenkomsten

Meer informatie

Voor uitgebreidere informatie klikt u hier.